NVGPT-lid in beeld: Wim Klüter

14 oktober 2020

De NVGPT is een multidisciplinaire vereniging met drie aandachtsgebieden: prothetiek, gnathologie en restauratieve tandheelkunde. Bij de leden van de NVGPT zit een schat aan kennis en ervaring. Daarom laten we regelmatig een lid aan het woord over zijn of haar opleiding, werk en visie. Dit keer is de beurt aan Wim Klüter, onder meer algemeen practicus en tandarts-geriatrie.

 “Ik ben toch wel een beetje een sociale tandarts.”

 

Opleiding en werk
In zijn laatste studiejaar in 1984 koos de Nijmeegse student Wim Klüter (1961), gestimuleerd door hoogleraar Fons Plasschaert, voor het keuzeonderdeel wetenschappelijke scholing. Hij zag het niet voor zich om veertig jaar alleen als algemeen practicus te werken. Na zijn opleiding kreeg hij direct een promotieplaats in de ouderenzorg. Vanaf die tijd is de ouderenzorg een rode draad in zijn loopbaan en is hij er een soort ambassadeur van geworden.

Na vier jaar promotieonderzoek begon hij in 1989 in Nijmegen met een kleine algemene praktijk aan huis die hij tot een volwaardige praktijk uitbouwde. In 2002 startte hij – ook in Nijmegen – een nieuwe praktijk met meerdere behandelkamers en een aantal medewerkers. Zelf kon hij zo parttime werken en voor zijn kinderen blijven zorgen.

Vanaf 2007 is hij met een praktijk met twee behandelkamers gevestigd in Overasselt. Het werk daar combineert hij met zijn werk in de ouderenzorg. In 2004 kreeg hij als een van de eersten in Nederland de titel tandarts-geriatrie. Sinds 2019 is hij ook universitair docent ouderenonderwijs in Nijmegen.

Combinatie
“Aanvankelijk moest ik wel mijn draai vinden toen ik in een algemene praktijk in Nijmegen begon. Maar ik ben het steeds leuker gaan vinden om voor langere tijd met hele families lief en leed te delen. Daarnaast wilde ik toch ook graag verder in de ouderenzorg. Sinds ik mijn praktijk in Overasselt heb, waar ik met een andere tandarts en drie mondhygiënisten werk, kan dat goed en werk ik ook in verpleeghuizen en bezoek ik mensen thuis met ambulante zorg.”

Leefbaar houden
“Er was nog een andere reden dat ik een praktijk in Overasselt vestigde. De vorige praktijk was gestopt waardoor mensen voor de tandarts of mondhygiënist naar Nijmegen moesten. Maar omdat de dorpsbewoners, evenals die van het naastgelegen Heumen en Nederasselt, een hekel hebben aan parkeermeters, wilden zij daar niet heen. Samen met een praktijk voor fysiotherapie kon ik daarom, dankzij een meedenkende lokale vastgoedeigenaar, een klein gezondheidscentrum starten. Hij bood ons een leegstaand pand aan tegen een coulante huurprijs. Het raakte mij dat deze dorpen steeds meer van hun voorzieningen kwijtraken, omdat het economisch niet meer haalbaar is. Juist voor ouderen is het belangrijk dat (para)medische voorzieningen dichtbij zijn. De gedeelde wachtkamer dient vaak ook als ontmoetingsplek. Ik waardeer de inzet van bewoners die veel energie steken in het leefbaar houden van hun dorp. Het vrijwilligerswerk en burenhulp (noaberschap) spreekt mij aan. Op mijn beurt sponsor ik lokale sportverenigingen, de carnavalsclub, de winkeliersvereniging en film- en theateravonden.”

Kwetsbare groepen
“Mijn interesse voor ouderenzorg komt waarschijnlijk voort uit mijn achtergrond. Ik kom uit een familie waar je voor ouders en grootouders zorgt. Die interesse werd verder aangewakkerd tijdens mijn studie. Weinig tandartsen ambiëren deze richting. Die haken vaak af als mensen zorgafhankelijk worden en het contact tijdsintensief wordt. Maar kwetsbare groepen als zorgafhankelijke ouderen, ggz-cliënten en vluchtelingen raken me. Die mensen hebben ook zorg nodig. In wezen ben ik toch wel een beetje een sociale tandarts.”

Geen meetinstrumenten
“Toen ik in de jaren tachtig met ouderenzorg bezig ging, was dat heel vooruitstrevend. Er is veel ten goede ontwikkeld, maar inhoudelijk is er nog steeds een lange weg te gaan. Tijdens mijn promotie zocht ik naar meetinstrumenten om de mondgezondheid van ouderen vast te kunnen leggen. Vergelijkbaar met de DMFT-score, de plakindex en gingiva-index. Maar ik kwam daar niet uit. Bij ouderen heb je niet zoveel meer aan een DMFT-score, omdat er met ieder element wel iets is gebeurd. Er zijn te veel variabelen. En iedere onderzoeksgroep heeft zijn eigen set van instrumenten. Het ontbreekt nog steeds aan een internationale standaard van meetinstrumenten. Onderlinge vergelijking is daardoor helaas moeilijk.”

Ambassadeur
“Door mijn jarenlange ervaring ben ik een ambassadeur geworden voor de ouderenzorg. Ik vind het belangrijk om op te komen voor de belangen van ouderen. Ik maak me met de Nederlandse Vereniging voor Gerodontologie (NVGd) bijvoorbeeld hard voor een pakket voor kwetsbare ouderen in de basiszorg. Als mensen zorgafhankelijk en kwetsbaar worden, moeten er zo weinig mogelijk barrières zijn. Soms zijn dat de financiën, maar het belangrijkste is de bereikbaarheid. Ouderen willen familie of buren vaak niet belasten met vervoer naar de tandarts. Ze moeten al zo vaak een beroep op hen doen. De tandarts staat dan niet meer bovenaan het prioriteitenlijstje.”

Toegevoegde waarde
“Al vanaf mijn werk als algemeen practicus ben ik lid van wetenschappelijke verenigingen, zoals de Vereniging Medisch Tandheelkundige Interactie (VMTI) de NVGd en ook de NVGPT. In de NVGd ben ik heel actief geweest als bestuurslid. Momenteel ben ik een leerboek ouderenzorg aan het schrijven.
Van de NVGPT vind ik met name het cursusaanbod interessant: leuke en boeiende onderwerpen, laagdrempelig, praktisch en beperkt van omvang. De laatste cursus die ik gevolgd heb was die van mka-chirurg Robert van Es die de big four in medicatie behandelde. De NVGPT heeft - mede dankzij de inspanningen van Stanimira Sparreboom-Kalaykova - de nascholing veel beter gestructureerd. Het wordt tijd dat de NVGd dat voorbeeld volgt.

Qua organisatie staat de NVGPT er, met een informatieve nieuwsbrief, een goed secretariaat en goede marketing van het cursusaanbod. Kortom, een professionele club. Voor mij als algemeen practicus heeft dat een toegevoegde waarde. Ik vind wetenschappelijke verenigingen een belangrijke tegenhanger van de beroepsorganisaties KNMT en ANT die toch wat twijfels lijken te hebben over KIMO, verplichte visitatie en bij- en nascholing. Daarin zijn we wel de risée van de gezondheidszorg.”

Alzheimertandarts
“Sommige patiënten noemen me wel de alzheimertandarts. Waarschijnlijk omdat ik goed met dementerenden overweg kan. Daarbij gaat het om geduld, maar juist ook snel handelen als je de kans krijgt. Je moet aanvoelen wat wel en niet kan. Je moet er wel ervaring in krijgen en wat lef hebben. Patiënten hebben wat sneller schreeuwgedrag, daarvoor moet je niet terugdeinzen. Dat hoort bij de ziekte. Je kunt beter proberen een behandeling af te maken, dan te stoppen en later opnieuw te moeten beginnen. Behalve de vaardigheden, die je kunt aanleren, moet je wel een mensen-mens zijn om met dit soort patiënten te werken.”

Bravoure
“Ik word nog steeds wel verrast door de patiënt met beginnende dementie die je voor de gek houdt. Die heeft nog zoveel bravoure en compensatie dat je als tandarts niet doorhebt dat hij aan het dementeren is of alzheimer heeft. Dat vastklampen is normaal. Daardoor ga je soms met je diagnose de mist in. Iemand vertelt bijvoorbeeld dat hij nog tandenpoetst, terwijl hij het gewoon vergeet of motorisch niet goed meer kan. Vaak kom je er een jaar later pas achter dat het niet meer gaat en dat je bij de neus bent genomen.”

Lifestyle
“In de ouderenzorg zie je vaak dat mantelzorgers mondzorg niet meer zo belangrijk vinden. Waarom zou je vader van 82 nog een nieuw kunstgebit geven? Maar ook andersom, de zorgzame dochter die haar vader ziet aftakelen. Het decorum van het gebit is vaak dan een laatste strohalm waar ze denken invloed op uit te kunnen oefenen. Dan word ik dwingend verzocht om iets moois te maken van een deplorabele situatie, terwijl dat een onredelijke eis is.

In de algemene praktijk is de gezinscultuur soms een probleem. Ik kan wel vertellen dat kinderen niet zoveel moeten snoepen of beter gepoetst moeten worden, maar dat heeft weinig invloed in een milieu waar mondhygiëne niet hoog in het vaandel staat. Je kunt in een kwartier niet de lifestyle in het gezin veranderen.”

Steentje bijdragen
“Ik ben docent ouderenzorg in Nijmegen geworden omdat het mijn ambitie is mijn steentje aan de ouderenzorg bij te dragen. Ik wil de nieuwe generatie jonge tandartsen wat van mijn vakgebied meegeven. Die zorg wordt steeds belangrijker. Over een paar jaar is namelijk een op de vier een oudere in je praktijk. Toch is er maar een kleine groep die affiniteit heeft met ouderenzorg. De meeste studenten worden meer geraakt door technische hoogstandjes van digitale technieken en implantologie.
Verder zijn we in Nijmegen bezig een master-na-master opleiding op te zetten voor de tandarts die verdieping zoekt. Dit wordt een alternatief voor bestaand nascholingsaanbod in Groningen en Amsterdam. UMC Groningen biedt in vijf dagen een laagdrempelige cursus aan voor de algemeen practicus en BT Academy Amsterdam heeft een differentiatie-opleiding met een tijdsinvestering van circa twee dagen per week voor een periode van drie jaar. Zowel met de opleiding tandarts-geriatrie uit Amsterdam als met het certificaat geriatrie uit Groningen kun je in de ouderenzorg onder dezelfde condities aan het werk. De gang naar Groningen is voor veel tandartsen dan natuurlijk veel gemakkelijker.”


Tekst: Reinier van de Vrie, oktober 2020