NVGPT-lid in beeld: Willemijn van der Sleen-Schulte

26 juni 2019

De NVGPT is een multidisciplinaire vereniging met drie aandachtsgebieden: prothetiek, waaronder de MFP, gnathologie en restauratieve tandheelkunde. Lid van de NVGPT zijn onder meer tandartsen, kaakchirurgen, fysiotherapeuten, tandprothetici en tandtechnici. Bij de leden van de NVGPT zit een schat aan kennis en ervaring. Daarom laten we regelmatig een lid aan het woord over zijn of haar opleiding, werk en visie. Dit keer is de beurt aan Willemijn van der Sleen-Schulte, prothetisch-restauratief tandarts (RCS) en tandarts MFP in opleiding.


“Ik ben bijzonder nieuwsgierig naar bijzondere aandoeningen” 


Opleiding

Willemijn van der Sleen-Schulte studeerde in 2006 in Nijmegen af als tandarts. Tijdens haar studie deed ze het keuzevak bijzondere tandheelkunde. Ze is (juni 2019) in de afrondende fase van de opleiding voor maxillofaciaal prothetisch tandarts (mfp-tandarts). In 2016 rondde ze de opleiding van prothetisch-restauratief tandarts (RCS) af bij het Royal College of Surgeons in Edinburgh.

 

Werk

Na haar studie tandheelkunde werkte ze eerst een aantal jaren in een algemene praktijk. Toen ze in 2011 naar Zwolle verhuisde ging ze deels werken bij het Centrum voor Bijzondere Tandheelkunde (CBT) in Zwolle en deels in een algemene praktijk. Toen ze vanaf 2014 haar tweede kind kreeg en meer tijd aan de opleiding wilde besteden, stopte ze met het werk in de algemene praktijk.

 

Enthousiasme belangrijkst

“Ik vind het prettig dat ik eerst de nodige basiservaring heb opgedaan in de algemene praktijk, maar ik vind het niet per se een voorwaarde voor het werk in de bijzondere tandheelkunde. Enthousiasme, is denk ik het allerbelangrijkste. Als je wilt zijn beide settings echter prima met elkaar te combineren.”

 

Veel voldoening

 “Ik heb altijd al grote nieuwsgierigheid gehad in bijzondere aandoeningen en diverse patiëntengroepen. Als tiener volgde ik met grote interesse medische televisieprogramma’s. In de bijzondere tandheelkunde krijg je het praktische van de tandheelkunde en de complexe casuïstiek van patiënten. Het is echt een puzzel om oplossingen te bedenken waar de patiënt maximaal baat bij heeft. Dat geeft veel voldoening.”

 

Kruisbestuiving

“Waar ik heel erg enthousiast van word, is de kruisbestuiving in het interdisciplinaire overleg tussen de verschillende teams in Zwolle. Ieder brengt zijn eigen expertise in. Je kunt altijd bij elkaar te rade gaan. Mijn aandachtsgebieden liggen binnen de mfp bij de restauratief prothetische tandheelkunde (bijvoorbeeld binnen de aangeboren afwijkingen) en de droge mond problematiek. Maar de patiënt presenteert zich vaak met problematiek op diverse terreinen en daar kunnen we elkaar binnen de teams goed voor vinden en in versterken.”

 

Eetstoornis

“Een mooi voorbeeld is een meneer van midden veertig met een eetstoornis. Hij had hierdoor gebitsslijtage en passend bij zijn psychische problemen was hij ook heel bang voor de tandarts. Hij liep al heel lang met zijn problemen, maar durfde dat uit schaamte zelfs niet aan zijn naasten te vertellen. Nadat hij uiteindelijk met de eetstoornis aan de slag was gegaan, werd het tijd om aan zijn gebit en tandartsangst te werken. Dankzij de samenwerking met onze tandarts angstbegeleiding en een medisch psycholoog uit het team heeft hij zoveel vertrouwen gekregen dat ik bij hem verder netjes zijn gebit kon opknappen. Dan zie je aan het einde van het traject dat die man enorm gegroeid is en heel trots is op zichzelf en op zijn gebit. Hij had dit resultaat nooit verwacht en voelde zich zo goed gehoord bij ons. Het maakt mij trots dat ik daar aan bij heb kunnen dragen.”

 

Laatste strohalm

“In een verwijssetting ben je soms de laatste strohalm voor de patiënt. Ze denken dat ze nu bij hun eindstation komen en wij ze echt gaan helpen. Soms kunnen we echter niet voldoen aan de wensvraag, bijvoorbeeld als we van mening zijn dat de basis van de problematiek op een ander gebied ligt. Dan kun je dus tandheelkundig binnen het cbt niet verder helpen en heb je een soort slechtnieuwsgesprek. We kunnen dan alleen bespreekbaar maken op welk terrein er wel hulp te verwachten is en eventueel verder verwijzen. Sommigen willen mensen dat niet horen. Maar je kunt niet iets doen waar je niet achter staat. Dat is lastig omdat je als arts geneigd bent om te willen helpen én handelen. Maar tegelijk ligt daar ook wel de uitdaging, dat puzzelstukje.”

 

Logge apparaten

“Voor een patiënt moet er nog heel veel buiten de stoel om gebeuren. Dat moet je wel goed doen, anders mis je ook een stukje van het zorgproces. De administratie en financiering moeten goed geregeld zijn. Je moet overleggen met de tandtechnieker en met de andere artsen van de patiënt. Dan wil je een specialist spreken, maar die heeft net geen tijd. En communicatie over een machtiging met de verzekeraars verloopt soms moeizaam, het zijn logge apparaten. Het is niet efficiënt, maar het hoort bij je vak. Het zou wel helpen als we voor alle verzekeraars eenduidigheid zouden kunnen hebben. Maar kom daarover maar eens tot consensus. Het is belangrijk om de patiënt goed te kunnen informeren over de mogelijkheid tot het hebben van aanspraak op de regeling bijzondere tandheelkunde. Uiteindelijk bepaalt de verzekeraar van de patiënt of dat zo is en zijn wij ‘slechts’ een filter op weg naar een gedegen aanvraag.”

 

Lange aanlooptijd

“Op het gebied van 3D zijn er natuurlijk leuke ontwikkelingen. Maar er is een bepaalde leercurve en daarmee een lange aanlooptijd om nieuwe technieken te implementeren en jezelf daarin te verbeteren. Daar kunnen we nog wel stappen in maken. Het helpt bijvoorbeeld wel dat bepaalde patiënten (kokhalspatiënten en angstpatiënten bijvoorbeeld) in sommige situaties kunnen ontkomen aan afdrukmaterialen in hun mond. Ook kunnen we nu bepaalde voorzieningen als lepels en splints printen.”

 

Niet fraai

“In de basis gaat het in de bijzondere tandheelkunde om functie, maar esthetiek speelt wel degelijk een rol. Bij amelogenesis imperfecta is bijvoorbeeld het glazuur aangetast. Dat ziet er niet fraai uit. Die patiënten hebben vaak ook functionele problemen door pijn of vanwege slechte occlusie. Er zijn dus echt wel redenen voor behandeling. De patiënten geven zelf aan dat esthetiek onlosmakelijk verbonden is met hun aandoening. Bij een recent gehouden spiegelgesprek met patiënten met deze aandoening kwam dit nadrukkelijk naar voren. Als je door je uiterlijk niet goed kunt functioneren omdat je je schaamt, heb je ook een functioneel probleem. Omdat de aandoening genetisch is bepaald, willen ouders hun kinderen graag beschermen voor pestgedrag. Esthetiek speelt hier dus zeker ook een rol.”

 

Ander verdienmodel

“Het interdisciplinaire karakter haalt veel in je boven. Vaak zijn coassistenten die bij het cbt een weekje meelopen positief verrast over het werk. Dan hoop je maar dat hun enthousiasme niet getemperd wordt door een verdienmodel dat in de algemene praktijk geldt. Hoewel we uitgebreider gekwalificeerd zijn, zijn de verdiensten lager. Persoonlijk speelt dat voor mij geen rol. Je moet het echt doen omdat je je eigen enthousiasme voor het vak wilt bevredigen en je in het werk beter wilt worden. In de bijzondere tandheelkunde raak ik waarschijnlijk nooit uitontwikkeld. Er is genoeg groeipotentie, is het niet op technisch gebied, dan is het wel op het niveau van organisatie of het vakgebied uitdragen.”

 

Trots op titel

“Het examineren voor de RCS-opleiding was wel pittig, omdat ik niet precies wist wat ik kon verwachten en de setting totaal anders was dan in mijn opleiding tandheelkunde. De motivatie was zodanig groot dat ik me er wel in vast gebeten heb. Ik ben dus ook echt trots op de titel van Prosthodontist, ook al wordt de titel prothetisch-restauratief tandarts in Nederland (nog) niet zo breed uitgedragen. Ik denk wel dat het goed zou zijn als er meer eenheid zou komen in opleidingen en titels op dit gebied.”

 

Tekst: Reinier van de Vrie