NVGPT-lid in beeld: Robin van Vuren

1 augustus 2019

De NVGPT is een multidisciplinaire vereniging met drie aandachtsgebieden: prothetiek, waaronder de MFP, gnathologie en restauratieve tandheelkunde. Lid van de NVGPT zijn onder meer tandartsen, kaakchirurgen, fysiotherapeuten, tandprothetici en tandtechnici. Bij de leden van de NVGPT zit een schat aan kennis en ervaring. Daarom laten we regelmatig een lid aan het woord over zijn of haar opleiding, werk en visie. Dit keer is de beurt aan Robin van Vuren, erkend tandarts-gnatholoog.

“Ik wil klachten van patiënten beter leren begrijpen”

 

Opleiding en werk

Robin van Vuren behoorde tot de eerste lichting van ACTA. In 1990 studeerde hij af als tandarts. Op de dag dat hij afstudeerde werd hij gevraagd twee maanden eerder zijn militaire dienstplicht als tandarts te komen vervullen. Hij kwam in Duitsland terecht waar hij zeven jaar bleef en militairen en later ook hun gezinnen behandelde. In 1997 vestigde hij zich in Almere waar hij na enkele waarnemingen als mede-eigenaar in een bestaande praktijk stapte. Al snel begon hij aan de opleiding voor gnathologie, die hij in 2005 afrondde. In 2003 was hij al voor een halve dag per week begonnen in de bijzondere tandheelkunde in het Flevoziekenhuis in Almere. Dat groeide na 2005 uit tot twee dagen per week. Enkele jaren later kwam daar het St. Antonius Ziekenhuis in Nieuwegein bij. In 2013 stapte hij uit de algemene praktijk en richtte hij zich enkel op de gnathologie in beide ziekenhuizen.

 

Weinig grip

“Mede omdat ik niet zo veel begreep van patiënten met TMD-klachten wilde ik me verdiepen in de gnathologie. In Duitsland kwam ik vrij veel echtgenotes van militairen met die klachten tegen. Stress speelde daarin ongetwijfeld een rol. De gezinnen moesten vaak elke paar jaar verhuizen en weer aan een nieuwe omgeving wennen. In Duitsland zaten ze verder weg van familie en vrienden. Daarnaast was het de periode van uitzending naar voormalig Joegoslavië, waardoor de vrouwen er alleen voor stonden gedurende enkele maanden. Ik kreeg weinig grip op die klachten. Na tien jaar werken in een algemene praktijk had ik ook wel de behoefte om me ergens in te specialiseren. De opleiding van gnathologie van één dag per week was daarnaast aantrekkelijk omdat dat goed te combineren was met een eigen praktijk.”

 

Goed luisteren

“Ik vind het heel interessant om te ontdekken welke factoren een rol spelen bij het fenomeen pijn en wat dat voor mensen kan betekenen. Hoe meer ik ervan weet, hoe boeiender ik dat ga vinden. Het gaat heel vaak om het managen van de klachten of de pijn. Je kunt mensen niet altijd klachtenvrij krijgen, maar het is belangrijk dat je de kwaliteit van leven verbetert. Het allerbelangrijkste in dit vak is eerst goed luisteren naar de patiënt en die zijn verhaal laten vertellen. Dan geef je goede uitleg over wat het betekent voor de kortere of langere termijn. Geruststelling is in dit vak ook heel belangrijk.”

 

Acteren op problemen

“Pijn kun je als zorgverlener wel begrijpen of inschatten, maar het heeft niet zoveel zin om met de patiënt de discussie aan te gaan of hij veel of weinig pijn heeft. Je moet acteren op wat de patiënt als probleem ervaart. Dat is vaak een combinatie van psychische en fysieke problemen. Voor veel mensen is een centrum voor bijzondere tandheelkunde een soort eindstation. Ze lopen dan soms al jaren met klachten en hebben al veel behandelaars gezien. Naarmate de klachten langer duren, gaat het psychische aspect ook een grotere rol spelen. Langdurige pijn is van invloed op hoe je in het leven staat, je gedraagt en hoe anderen op je reageren.”

 

Anders verwerken

“Van de pijnpatiënten is 90% vrouw. Daar is geen duidelijke verklaring voor. Waarschijnlijk spelen sociale en emotionele factoren een rol. Mannen zoeken ook minder snel een arts op, denk ik, omdat ze geleerd hebben pijn minder snel te uiten. De patiënten met gebitsslijtage die ik zie zijn echter juist weer voor het overgrote deel mannen. Kennelijk verwerken mannen en vrouwen problemen op een andere manier.”

 

Beter verwijzen

“De bagage die ik heb opgedaan in de algemene praktijk is zeer nuttig. Tandheelkundige klachten herken ik natuurlijk goed na 23 jaar ervaring als algemeen tandarts. Na zeven jaar uit de algemene praktijk vraag ik me wel vaker af of ik bepaalde dingen nog moet willen doen. Een wortelkanaalbehandeling of kroon- en brugwerk worden in een setting voor bijzondere tandheelkunde vrijwel nooit gedaan. Dus daar ben ik routine in gaan missen. Als dat soort behandelingen toch gedaan moeten worden, kan ik dat beter aan een ander overlaten.”

 

Toverstafje

“Mensen komen soms binnen met veel te hoge verwachtingen. Sommigen denken dat je een toverstafje hebt en dat je ze in korte tijd van de klachten af gaat helpen. Dat vind ik lastig. Door de jaren heen zijn de verwachtingen van mensen groter geworden. Men heeft het idee dat alles kan tegenwoordig, terwijl er in de gezondheidszorg dingen zijn die we niet kunnen oplossen.”

 

Geen spectaculaire ontwikkelingen

“Ik denk niet dat ons vak de komende vijf jaar spectaculair gaat veranderen. We gaan wel meer digitaal doen, bijvoorbeeld digitaal afdrukken en 3D geprinte opbeetplaten maken. Maar dat is niet meer zo spectaculair. We hebben nu ook de T-Scan. Het is nog een beetje onduidelijk welke rol die gaat spelen in de gnathologie. Er is een kleine strijd tussen mensen die denken dat klachten ook occlusie gerelateerd kunnen zijn en anderen die zeggen dat occlusie er niks mee te maken heeft. Ik weet niet of het zo zwart-wit is. Misschien is de T-Scan dus wel effectief bij een bepaalde groep patiënten.”

 

Terug krijgen

“Administratie kost natuurlijk veel tijd, maar hoort erbij. Over het algemeen heb ik niet zoveel problemen met verzekeraars. Alleen machtigingen voor behandelingen van slijtageherstel leveren weleens problemen op. Verzekeraars zijn kritischer geworden op wat bij bijzondere tandheelkunde hoort en vragen steeds vaker om aanvullende informatie. Wat ook veel tijd kost, is dossiervorming en de verwijs- en ontslagbrieven aan mijn verwijzers. Maar als je dat netjes doet, krijg je er ook wat voor terug, in de zin van vertrouwen en nieuwe verwijzingen.”

 

Bepaald type

“Ik ben zeker niet iemand die snel productie wil draaien en een grote omzet binnen wil halen. Ik kom niets tekort. Van nature heb je ook een bepaalde manier van werken. In mijn eigen praktijk werkte ik ook niet elke minuut voor de maximale omzet. Als ik twee uur nodig had voor een endo, dan had ik twee uur nodig. Gelukkig biedt de bijzondere tandheelkunde de mogelijkheid om de tijd voor de patiënt te nemen die nodig is. Tamelijk uniek in de huidige gezondheidszorg en iets om zuinig op te zijn.”

 

Medische vlak

“Het leuke van dit vak is dat je eigenlijk altijd mensen met klachten probeert te helpen. In een algemene praktijk komen mensen ook voor controle en handel je uit voorzorg om ergere schade te voorkomen. Terwijl ze nergens last van hebben adviseer je dan soms toch een kroon of vulling. Wat ik nu doe ligt veel meer op het medische vlak. En dat interesseert me. Mensen die hier komen hebben een serieus probleem en als je dan een bijdrage kunt leveren aan de oplossing daarvan geeft dat veel voldoening.”